Show Notes
‘Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij’ (Psalm 23:4).
We kunnen veel leren van de vorm van deze psalm.
In de eerste drie verzen spreekt David over God in de derde persoon:
De HEERE is mijn Herder…
Hij doet mij neerliggen…
Hij leidt mij…
Hij verkwikt mijn ziel.
In de verzen 4 en 5 schakelt hij over op ‘U’:
Ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij;
Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij;
U maakt voor mij de tafel gereed;
U zalft mijn hoofd met olie.
En in vers 6 spreekt hij weer over God in de derde persoon:
Ik zal in het huis van de HEERE blijven.
Wat ik hiervan heb geleerd, is dat het niet goed is om lang over God te spreken zonder tot Hem te spreken.
Iedere christen is op zijn minst een amateur-theoloog — dat wil zeggen, iemand die het karakter en het werk van God probeert te begrijpen en daar woorden aan wil geven. Als we geen kleine theologen zijn, kunnen we nooit iets tegen elkaar zeggen over God en wordt het wel erg moeilijk om elkaar te helpen als het gaat om geloofszaken.
Maar wat ik van David geleerd heb in Psalm 23 en in andere psalmen, is dat mijn theologie verweven moet zijn met gebed. Ik moet mijn spreken over God regelmatig onderbreken door mét God te spreken.
Niet lang na de theologische woorden ‘God is milddadig,’ moeten de biddende woorden ‘Dank U, God' volgen.
‘God is heerlijk,’ moet op de voet gevolgd worden door ‘Ik aanbid Uw heerlijkheid’.
Ik ben ervan overtuigd geraakt dat het zo moet gaan als we in ons hart iets van het wezen van God voelen en met ons hoofd iets daarvan beschrijven.
Bekijk de overdenking op
YouTube.
Volg 'Onwankelbare vreugde' waar je maar wilt: