Van ABC tot “Meester, ik ben niet mee”!

Vandaag duiken we dieper in het archief van Michel Steels En wat voor een archiefje is dat! Leerplannen van eind 19de eeuw, peilproeven van het stedelijk onderwijs van zo’n 70 jaar geleden en vooral veel verhalen die aantonen dat schoolervaringen van alle tijden zijn.

What is Van ABC tot “Meester, ik ben niet mee”!?

Duik samen met Archief Gent in het archief van onderwijsinspecteur Michel Steels en ontdek in deze podcastreeks hoe zo'n archief tot stand komt en welke herinneringen aan scholen uit het verleden bewaard zijn gebleven. Archief Gent onderzoekt de meerwaarde van onderwijsarchieven en vertelt er jou over!

Intro

De geschiedenis van onderwijs is op zijn minst gezegd bewogen. Schoolstrijden, onderwijsrevoluties en zelf recenter een globale pandemie zorgen ervoor dat onderwijs en educatie nooit stilstaan. Het thema onderwijs is universeel en iedereen heeft zijn eigen ervaringen met en herinneringen aan school. Maar waar start het verhaal van onderwijs? Hoe herinneren we ons die tijd en welke objecten dragen fijne schoolverhalen met zich mee? Wat met het schoolerfgoed? Dit zijn allemaal vragen die aansluiten bij het thema van Erfgoeddag 2022. In het kader van die Erfgoeddag nam Archief Gent een kijkje in zijn collectie op zoek naar interessante stukken en verhalen die aansluiten bij Onderwijs. In deze podcastreeks gaan we op zoek en vinden we hopelijk ook enkele antwoorden. We nodigen je dan ook graag uit om met ons mee te gaan op dit auditief avontuur doorheen de onderwijsgeschiedenis en de collectie van Archief Gent

Podcast

Waarom beginnen we met het belichten van één schenker en een klein privé-archief? Omdat ik het zeg! Neh! Einde podcast! Bedankt voor het luisteren! … Ooh, je bent er nog? Ok, dan doe ik beter mijn best om een uitleg te geven. Als opnamestem van de podcast heb ik hier een privilege en kan ik dit zeggen, ik ben educatief medewerker, geen historicus. Van opleiding ben ik leerkracht, geen onderzoeker. Naar bruikbaarheid en inzicht in deze bronnen voor educatie is dit voor mij persoonlijk interessanter om mee aan de slag te gaan. Rekeningen, begrotingen en inschrijvingsregisters hebben ook hun nut, maar daar gaan we in de volgende aflevering dieper op in. Nee enkele bronnen die we hier uitlichten zijn fijn om te bekijken omdat ze nergens anders voorkomen in ons archief.
Ja, dat klopt wel, archiefinstellingen leggen doorgaans al eens de nadruk op stukken die belangrijk zijn omwille van hun administratieve of juridische aard of een weerslag geven van organisatorische taken. Er bestaan selectielijsten en serieregisters die duidelijk proberen stellen wat je best bewaard en waarom. Maar omdat de insteek zo is, wil dat soms zeggen dat het persoonlijke en het sociale niet altijd even goed belicht wordt. Met onderwijsarchieven in hun huidige selectie wil dat zeggen dat we redelijk goed kunnen inschatten hoe de onderwijsinstellingen beheerd en ingericht worden. De nadruk ligt immers op beleid, administratie en organisatie. Maar daarom wordt er niet altijd voldoende aandacht besteed aan wat er binnen de muren van een klaslokaal gebeurt.
Één van de mooiste en interessante archiefstukken uit het archiefje van Steels is daarom een werkschrift uit het schooljaar 1885/1886. DAT IK HIER VAST HEB; geïnteresseerden kunnen de archiefstukken uit deze podcast trouwens bekijken op de beeldbank om zo samen met ons de stukken te bekijken.
Het schrift was eigendom van Florentine Dierickx. Leerling in de classe supérieure, 1ere Division. Van welke school? Dat weten we helaas niet, want dat staat niet in het schrift. Maar die beschrijving van de soort klas vertelt ons wel al iets over de niveaus waarop onderwijs op de school was ingedeeld. Maar het wordt pas echt interessant wanneer je het schrift openslaat. Je leest dankzij het keurige schrift van Florentine welke materie ze in de klas voorgeschoteld kreeg. Hoe bepaalde onderwerpen elkaar opvolgden en hier en daar een opmerking ter evaluatie. Je kan proberen de wiskundevraagstukken oplossen en je verwonderen over een periode wanneer er geen rekenmachines waren. KIJK HIER, Mijn favoriet: Het volgend vraagstuk: Iemand koopt 175m laken aan 8,5 frank den meter. Hij verkoopt er 120 meter van aan 9,2 frank en de rest aan 8,3 frank. Hoeveel geld is er verloren of gewonnen? Zet gerust even op pauze en doe een poging om de som te maken. Ben je terug? Goed gedaan. Nu geeft dit je toch een beetje het inzicht in de ervaring van een leerling die meer dan 130 jaar geleden op de schoolbanken zat en biedt dit een voorbeeld waaraan je je eigen schoolervaringen kunt spiegelen.
Het Archief van Steels geeft ook prijs waar hij zelf mee bezig was, zowel als leerkracht en inspecteur. Zo vinden we in zijn archief een exemplaar van “Speelwerkbladen voor kleuters”. Een publicatie die hij maakte waar kleuterleerkrachten spelenderwijs mee aan de slag konden. De publicatie werd uitgegeven bij uitgeverij De Sikkel, nu onderdeel van uitgeverij De Boeck. De Sikkel ken je misschien als naam van op de reeks boekjes “Historische verhalen voor de jeugd” die in menig schoolbibliotheek waren opgenomen. In zijn archief en handleiding schrijft Steels over het doel van de werkbladen en hoe ze te gebruiken. Hier is ook de uitleg over de ontstaansreden van de werkbladen interessant. Steels bedacht de werkbladen om de overgang van kleuter- naar lager onderwijs te vergemakkelijken en werk te maken van schoolrijpheid. De voornaamste reden hiervoor was, zo schrijft Steels zelf, het aantal zittenblijvers in het eerste jaar van het lager onderwijs. Deze ene bron verteld ons dus niet alleen over de onderwijscontext, maar geeft ook een voorbeeld van instructie uit die periode en geeft blijk van pedagogische aanpakken die belangrijk genoeg waren om er zich voor deze publicatie op te baseren.
Het is hier echter nog wel een goed moment om even reclame te maken voor onze erfgoedcollega’s van De School van Toen, een organisatie die beter dan wie ook het belang van onderwijsgerelateerd erfgoed begrijpt. Het archief van Steels bevatte enkel de instructies/typografie van de speelwerkbladen. De finale publicatie zelf hadden we niet in de collectie. De School van Toen kon ons echter uit de nood helpen en zo kregen we een volledig beeld van wat Steels maakte. Zo zie je maar, één archief of collectie vertelt niet altijd het volledige verhaal.
Een eerste greep uit dit archief geeft ons al inzichten in de ervaringen van zowel leerkracht als leerlingen uit bepaalde tijdsperiodes. Maar wat als we een niveau hoger gaan en toch, ondanks wat eerder zeiden aan het begin van deze aflevering, eens gaan kijken naar stukken die te maken hebben met de inrichting van onderwijs. De doorn in het oog van elke leerkracht die niet altijd graag met administratie bezig is: de leerplannen. Het zal niet verbazen dat Steels doorheen zijn carrière eerst als leerkracht en vervolgens als inspecteur wel wat leerplannen verzamelde. Leerplannen uit het verleden bekijken zijn vooral interessant om te zien hoe onderwijs doorheen de tijd evolueerde. Welke vakken hebben de vele veranderingen in het veld doorstaan? Welke zijn er bijgekomen, wanneer en waarom? En hoe werden al die vakken ingevuld? Waar werd de klemtoon op gelegd? Allemaal interessante vragen waar oude leerplannen een antwoord op kunnen bieden. De oudste leerplannen uit het privéarchief van Steels dateren van het einde van de 19de eeuw. Een voorbeeld daarvan is het “modelreglement en modelprogramma der lagere scholen” naar aanleiding van een ministerieel besluit van 1 mei 1897). Welke vakken werden er toen gegeven? Er was in elk geval een onderscheid tussen verplichte vakken en niet verplichte vakken. Bij de verplichte vakken vinden we: Godsdienst en zedenleer, Lezen & schrijven, Moedertaal, beginselen van het rekenen en het wettig stelsel van maten en gewichten, aardrijkskunde, merkwaardige en episodische verhalen van onze nationale geschiedenis), EUHM PARDON? – ja, een beetje geschiedenis maar met een anekdotische insteek. Andere verplichte vakken zijn Beginselen van tekenen met onderscheid qua programma voor jongens en meisjes, beginselen van gezondheidsleer, zang gymnastiek, naaldenwerk voor de meisjes, begrippen over de landbouw voor de jongens. Niet verplichte vakken: eerste beginselen van natuurlijke wetenschappen, tweede taal, beginselen en huishoudkunde en huiselijke bezigheden.
Hier zitten toch een aantal opmerkelijke vakken bij, zeker die opdeling tussen jongens en meisjes hebben we nu niet meer.
Wat opvalt is dat het archief van Steels niet alleen leerplannen van het stedelijk onderwijs bevat. We weten al langer dat het onderwijsveld in België als gevolg van verschillende schoolstrijden en hervormingen een complex gegeven is, maar de aanwezigheid van leerplannen uit verschillende netten zoals stedelijk en rijksonderwijs is toch een mooi praktisch/concreet voorbeeld van de context. Kijken we naar de periode waarin Steels zelf actief was als leerkracht en later inspecteur, dan vinden we daar ook leerplannen terug. Alleen al binnen dit archief kunnen we dus verschillende onderwijscontexten uit verschillende periodes vergelijken. Zo kunnen we in het modelprogramma der lagere scholen uit 1927 niet alleen de verschillen met het programma uit 1897 in de inleiding nalezen, we kunnen ook echt de programma’s naast elkaar leggen. Zo zien we dat het leerplan voor de 1ste drie graden lichter werd gemaakt om minder kinderen te laten blijven zitten, OPNIEUW BLIJVEN ZITTEN? DAT WAS VROEGER BLIJKBAAR EEN PROBLEEM lichamelijke opvoeding wordt belangrijker, er is in latere graden meer aandacht voor praktijk en verfijning van hoe de beschreven vakken gegeven kunnen of moeten worden door onderwijzers. Wat opvalt is dat naarmate we dichter bij het heden komen de weergave van de plannen ook wijzigt. Van beschrijvingen in volzinnen en doorlopende tekst verschuift het bij de leerplannen van de jaren 50 naar een meer schematische weergave. Het leerplan bestaat dan uit tabellen met de leerstof opgesomd volgend bullet points.
We nemen hier in navolging van het vraagstuk van Florentine ook weer even wiskunde. Beginnen we met de allereerste beschrijving van lesinhoud van wiskunde die we vinden, dan vinden we onder “Beginselen van het rekenen en het wettig stelsel van maten en gewichten” voor de eerdere (of laagste) graad voor hoofdrekenen, aanschouwelijk rekenen de “vorming, benaming en voorstelling door cijfers van de eerste tien getallen; - de vier verbonden hoofdbewerkingen op deze getallen”. Als we kijken naar het leerplan uit 1927, dan opent het stuk over de leerinhouden eerst met opmerkingen dat het rekenen aanschouwelijk moet worden onderwezen, dit door oefeningen te doen en door vraagstukken te ontlenen aan het echte leven. Pedagogische tips dus! De eerste beschrijving van de lesinhoud is wel nog heel gelijkaardig. “Vorming en benaming, aanschouwelijke en met cijfers geschreven voorstelling der getallen van 1 tot 20. De vier bewerkingen met getallen”. Maar daar blijft het niet bij. Deze beschrijving van kennis wordt ook weer direct opgevolgd met opmerkingen. Zo vormen deze eerste inhouden een “onontbeerlijke grondslag voor gansch de rekenleergang”. Onderwijzers worden daarom aangeraden langzaam te gaan zodat de leerling voldoende tijd heeft de voorstelling van elke vorming in zijn geest kan leggen”. Prachtig taalgebruik nietwaar? Nog zo een fijne opmerking: “De onderwijzer zal dus de leerlingen geen lange en vervelende reeksen van bewerkingen laten afschrijven. Hij zal de voorkeur geven aan mondelinge oefeningen waarbij een schitterend vuurwerk aan antwoorden mag verwacht worden.” Een later leerplan blijft dezelfde structuur van lesinhouden en opmerkingen over hoe ze aan te leren behouden, maar voegt een blanco bladzijde toe aan de gedrukte uitgaves met ruimte voor persoonlijke nota’s. De inhoud is niet alleen nuttig en gestructureerd, je kan er ook praktisch mee aan de slag door als leerkracht er je eigen ervaringen en werkwijzen aan toe te voegen. De leerplannen uit 1950 die in Steels archief zitten laten dan weer de opmerking en tips achterwege. Zo staat er voor het eerste leerjaar in een tabel gewoon wat je moet kunnen voor het onderwerp gehele getallen met daaronder in categorieën wat er verwacht wordt van de leerlingen m.b.t. op getallen van 1 tot 10 (vorming en hoofdbewerkingen), getallen 11 tot 20 en 21-100 enz. En voor de leerplannen van vandaag? Wel… Daar moet je gestudeerd voor hebben. Geen wonder dat educatieve uitgeverijen hun boterham kunnen verdienen met het interpreteren en in praktijk brengen van oefeningen.
Ook is het Schoolarchief van Steels een mooie indicatie van hoe sommige actuele vraagstukken ook al in het verleden speelden. Waar er nu gedebatteerd wordt over het nut en de zin van centrale toetsen zien we in het archief van Steels dat er vroeger in het stedelijk onderwijs gebruik gemaakt werd van peilproeven. Dankzij brieven, nota’s en exemplaren van dergelijke proeven voor verschillende jaren uit het archief van Steels kunnen we enorm veel te weten komen over de inrichting van de proeven en bij uitbreiding het lager onderwijs uit die periode. Mijn favoriet onderdeel van de brieven: de omschrijving dat het de schoonmaaksters zijn die de omslagen met documenten voor de leesproef van 5 juni moeten ophalen. Ook de schoonmaaksters zijn verantwoordelijk voor het bezorgen van het formulier “Uitslag Centraal Examen” te bezorgen op het bureau van Steels. Ik denk niet dat postkoerier in hun functiebeschrijving stond. Heel interessant dus hoe deze documenten die vooral het onderwijs moeten inrichten, heel specifieke aspecten van de werking of impact van dagdagelijkse fenomenen illustreren. Ik meng me hier echter niet verder in het debat over het nut van centrale toetsen. In plaats daarvan nog even testen of ik een schitterend vuurwerk aan antwoorden mag verwachten op deze snelle oefening uit de peilproef cijferrekenen uit 1963: hoeveel is 276 * 3? (KORTE PAUZE) Juist! Dat is inderdaad 828!
Een laatste stuk dat we hier vermelden is het typoscript van Steels over Het Stedelijk Lager Onderwijs. Een typoscript dat zou worden gepubliceerd in 1978 en tot op vandaag een referentiewerk is dat gebruikt wordt in de leeszaal van Archief Gent. Deze aflevering is echter al lang genoeg en het dieper ingaan op deze publicatie en de onderwerpen die erin worden behandeld verdient zijn eigen aflevering want het leidt ons uit het privé-archief van Steels en recht naar andere collecties die wel afkomstig zijn van de stedelijke organisatie. Maar meer daarover hoor je in de volgende aflevering!
Oh en het antwoord op het vraagstuk? Er wordt 73 frank winst gemaakt.

Outro

Deze podcast(reeks) kwam tot stand naar aanleiding van Erfgoeddag 2022: Erfgoeddag maakt School, een initiatief van Faro en gedragen door de brede cultureel-erfgoedsector in Vlaanderen. Naast deze podcast zijn er nog een heleboel andere activiteiten rond erfgoed in onderwijs. Meer informatie daarover kan je vinden op www.Erfgoeddag.be . Voor de inhoud van deze podcast baseerden we ons op de collecties van Archief Gent. Meer informatie over Archief Gent, gebruikte bronnen en een uitgeschreven script van deze aflevering kan je vinden op stad.gent/archief.
Wil je enkele stukken bekijken die vermeld werden in deze aflevering? Deze staan digitaal op beeldbank.stad.gent in de collectie Erfgoeddag 2022. Of breng een bezoekje aan onze leeszaal. Heb je na het beluisteren van deze podcast vragen, opmerkingen, suggesties of feedback, dan kan je een mailtje sturen naar Archief@stad.gent of een berichtje sturen op onze facebookpagina.
Bedankt voor het luisteren en hopelijk tot binnenkort bij Archief Gent.

Bronnen:
PA_DKF_009 (zie Beeldbank Stad Gent)